21 mei
We vlogen naar Auckland (Nieuw-Zeeland) en draaiden ons uurwerk 2 uur verder (10 uur verschil met België). Op de luchthaven vonden we een informatiekantoortje waar ze ons naar een goedkope slaapplaats konden brengen en kregen we heel wat informatiebrochures om ’s avonds eens door te lezen.
22 mei
Vandaag haalden we onze kampeerwagen op, want zo’n huisje op wielen vinden wij echt wel praktisch. Het werd deze keer wel een veel grotere kampeerwagen dan diegene die we hadden in Australië, maar dat kon hier niet anders omdat de kleinere versies hier slechts 2 gordels hebben. Maar zo is het ook weer eens iets anders. We beschikken nu over een eigen toilet (met douche) en we hebben er ook meer ruimte. En omdat het hier nu laagseizoen is (het is hier winter) valt de huurprijs eigenlijk ook wel mee.
Na de middag trokken we met onze camper naar het Domain, waar we het Auckland Museum bezochten. Er bevindt zich daar een uitgebreide verzameling Maori-voorwerpen, waaronder Te Toki a Tapiri, een uit één boomstam gehouwen oorlogskano van 25 m lang. Maar ook het prachtige houtsnijwerk in de whare runanga (ontmoetingshuis), de starende ogen en de uitgestoken tong, vonden we heel mooi. En je maakt er ook onmiddellijk kennis met de taal van de Maori’s. “Kia Ora” zeg je als je iemand wil begroeten, maar wordt ook gebruikt om “dank u” te zeggen en om aan te geven dat iets heel goed was. Ook gaven enkele trotse, enthousiaste Maori’s een dans- en muziekvoorstelling waarbij we kennismaakten met de “Poi”, een soort bol van vlas die gebruikt wordt tijdens het dansen. En ze toonden ook het stokken-werpspel dat een favoriete bezigheid was (niet alleen bij kinderen) en er veel gemakkelijker uitziet dan het in werkelijkheid is.
Om nog even in Maori-stemming te blijven, aten we ’s avonds Kumera (zoete aardappel), maar Gretel en Sebastian vonden het niet lekker, wij integendeel wel.
23 mei
Langs vrolijk klinkende dorpsnamen zoals Papatoetoe, Takanini, Matatoki enz. reden we naar Waihi. Daar ontdekten we een grote mijn, waar ook vandaag de dag nog steeds goud en zilver opgegraven wordt. Grote kiepwagens reden af en aan en konden tot 100 ton stenen vervoeren. Maar het waren niet zomaar stenen, want ze gebruikten cyanide om er goud uit te halen en per 100 ton stenen, winnen ze toch zo’n 8 tot 10 theelepeltjes puur goud. Het lijkt niet veel, maar het is toch heel wat waard.
Als je het in België hebt over Nieuw-Zeeland, dan denken veel mensen aan de lekkere groene en gele kiwi’s die we in België kunnen eten. En het is inderdaad een belangrijk exportprodukt, waardoor Nieuw-Zeelanders ook wel “kiwi’s” genoemd worden. Maar…. eigenlijk komt het kiwifruit oorspronkelijk niet echt uit Nieuw-Zeeland. Het waren de Chinezen die de vrucht zo’n honderd jaar geleden naar hier brachten. En de kiwi groeide hier prima. Het enige wat ze nodig hadden was een mannelijke en een vrouwelijke plant.
Maar wel echt uit Nieuw-Zeeland is de kiwivogel, een kleine loopvogel (die dus niet kan vliegen) met een lange snavel. De Maori’s gebruikten vroeger de zachte veren om kledingstukken te maken, maar nu ze beschermd zijn is dat verboden. Een levende kiwi zullen we waarschijnlijk niet tegenkomen (het is ook een nachtdier), maar in het museum konden we wel opgezette exemplaren bekijken. En de vogel is ook een soort nationaal symbool voor Nieuw-Zeeland waardoor je dus op vele plaatsen foto’s en afbeeldingen vindt.
24 mei
Rotorua is een heel eigenaardige plaats met een heel vreemde natuur. Op vele plaatsen zie je witte rook uit de grond komen en in Hells Gate, een reservaat waar we vandaag naartoe gingen, bevonden we ons wel in een heel rare wereld. Het stonk er verschirkkelijk, maar de borrelende zwavelpoelen, stoomstralen, moddervulkanen, ploffende vloeistoffen…. waren echt de moeite waard. En gelukkig konden we af en toe wel even een frissere neus halen tussen de bomen. Van het pad afwijken mochten we in geen geval doen, want de temperatuur in sommige poelen was 115°C. De Maori’s gebruikten die poelen dan ook om hun eten te koken, dat dan binnen het half uur klaar was.
Ook in Hells Gate konden we de houtsnijwerkkunst bewonderen en zelf eens aan de slag gaan. Gretel en Sebastian waren heel enthousiast, maar ook Gerrit en ik leefden ons uit met beitel en hamer.
Nadien wandelden we nog wat rond in Rotorua waar we opnieuw een mooie marae zagen en nog meer witte rook en kokende poelen.
’s Avonds gingen we vervolgens naar Waikite Thermal Valley waar we konden kamperen en genieten van natuurlijke zwavelbaden. Heerlijk gewoon!
25 mei
Het was 6 °C deze morgen, maar dat hield me niet tegen om buiten te komen, want even later zat ik in bikini in een heerlijk warm zwavelbad van 40°C. Puur natuurlijk geothermisch water uit een onderwaterbron die door de aarde wordt opgewarmd.
Om 10 uur gingen we vervolgens naar Wai-o-Tapu Thermal Wonderland. We zagen er de Lady Knox Geiser die elke dag omhoog spuit, maar genoten nog meer van de kleurrijke warmwaterbronnen, de zwavelkraters, de blubberende modderpoelen enz.
Na de middag wandelden we dan langs de Hukka watervallen en genoten van het uitzicht bij het meer in Taupo.
22 mei
Vandaag haalden we onze kampeerwagen op, want zo’n huisje op wielen vinden wij echt wel praktisch. Het werd deze keer wel een veel grotere kampeerwagen dan diegene die we hadden in Australië, maar dat kon hier niet anders omdat de kleinere versies hier slechts 2 gordels hebben. Maar zo is het ook weer eens iets anders. We beschikken nu over een eigen toilet (met douche) en we hebben er ook meer ruimte. En omdat het hier nu laagseizoen is (het is hier winter) valt de huurprijs eigenlijk ook wel mee.
Na de middag trokken we met onze camper naar het Domain, waar we het Auckland Museum bezochten. Er bevindt zich daar een uitgebreide verzameling Maori-voorwerpen, waaronder Te Toki a Tapiri, een uit één boomstam gehouwen oorlogskano van 25 m lang. Maar ook het prachtige houtsnijwerk in de whare runanga (ontmoetingshuis), de starende ogen en de uitgestoken tong, vonden we heel mooi. En je maakt er ook onmiddellijk kennis met de taal van de Maori’s. “Kia Ora” zeg je als je iemand wil begroeten, maar wordt ook gebruikt om “dank u” te zeggen en om aan te geven dat iets heel goed was. Ook gaven enkele trotse, enthousiaste Maori’s een dans- en muziekvoorstelling waarbij we kennismaakten met de “Poi”, een soort bol van vlas die gebruikt wordt tijdens het dansen. En ze toonden ook het stokken-werpspel dat een favoriete bezigheid was (niet alleen bij kinderen) en er veel gemakkelijker uitziet dan het in werkelijkheid is.
Om nog even in Maori-stemming te blijven, aten we ’s avonds Kumera (zoete aardappel), maar Gretel en Sebastian vonden het niet lekker, wij integendeel wel.
23 mei
Langs vrolijk klinkende dorpsnamen zoals Papatoetoe, Takanini, Matatoki enz. reden we naar Waihi. Daar ontdekten we een grote mijn, waar ook vandaag de dag nog steeds goud en zilver opgegraven wordt. Grote kiepwagens reden af en aan en konden tot 100 ton stenen vervoeren. Maar het waren niet zomaar stenen, want ze gebruikten cyanide om er goud uit te halen en per 100 ton stenen, winnen ze toch zo’n 8 tot 10 theelepeltjes puur goud. Het lijkt niet veel, maar het is toch heel wat waard.
Als je het in België hebt over Nieuw-Zeeland, dan denken veel mensen aan de lekkere groene en gele kiwi’s die we in België kunnen eten. En het is inderdaad een belangrijk exportprodukt, waardoor Nieuw-Zeelanders ook wel “kiwi’s” genoemd worden. Maar…. eigenlijk komt het kiwifruit oorspronkelijk niet echt uit Nieuw-Zeeland. Het waren de Chinezen die de vrucht zo’n honderd jaar geleden naar hier brachten. En de kiwi groeide hier prima. Het enige wat ze nodig hadden was een mannelijke en een vrouwelijke plant.
Maar wel echt uit Nieuw-Zeeland is de kiwivogel, een kleine loopvogel (die dus niet kan vliegen) met een lange snavel. De Maori’s gebruikten vroeger de zachte veren om kledingstukken te maken, maar nu ze beschermd zijn is dat verboden. Een levende kiwi zullen we waarschijnlijk niet tegenkomen (het is ook een nachtdier), maar in het museum konden we wel opgezette exemplaren bekijken. En de vogel is ook een soort nationaal symbool voor Nieuw-Zeeland waardoor je dus op vele plaatsen foto’s en afbeeldingen vindt.
24 mei
Rotorua is een heel eigenaardige plaats met een heel vreemde natuur. Op vele plaatsen zie je witte rook uit de grond komen en in Hells Gate, een reservaat waar we vandaag naartoe gingen, bevonden we ons wel in een heel rare wereld. Het stonk er verschirkkelijk, maar de borrelende zwavelpoelen, stoomstralen, moddervulkanen, ploffende vloeistoffen…. waren echt de moeite waard. En gelukkig konden we af en toe wel even een frissere neus halen tussen de bomen. Van het pad afwijken mochten we in geen geval doen, want de temperatuur in sommige poelen was 115°C. De Maori’s gebruikten die poelen dan ook om hun eten te koken, dat dan binnen het half uur klaar was.
Ook in Hells Gate konden we de houtsnijwerkkunst bewonderen en zelf eens aan de slag gaan. Gretel en Sebastian waren heel enthousiast, maar ook Gerrit en ik leefden ons uit met beitel en hamer.
Nadien wandelden we nog wat rond in Rotorua waar we opnieuw een mooie marae zagen en nog meer witte rook en kokende poelen.
’s Avonds gingen we vervolgens naar Waikite Thermal Valley waar we konden kamperen en genieten van natuurlijke zwavelbaden. Heerlijk gewoon!
25 mei
Het was 6 °C deze morgen, maar dat hield me niet tegen om buiten te komen, want even later zat ik in bikini in een heerlijk warm zwavelbad van 40°C. Puur natuurlijk geothermisch water uit een onderwaterbron die door de aarde wordt opgewarmd.
Om 10 uur gingen we vervolgens naar Wai-o-Tapu Thermal Wonderland. We zagen er de Lady Knox Geiser die elke dag omhoog spuit, maar genoten nog meer van de kleurrijke warmwaterbronnen, de zwavelkraters, de blubberende modderpoelen enz.
Na de middag wandelden we dan langs de Hukka watervallen en genoten van het uitzicht bij het meer in Taupo.
26 mei
Vandaag kwamen we aan in Turangi om daarna dan door te gaan naar het Tongariro National Park, waar we de “Mount Doom-track” wilden doen. Maar in het infokantoor vertelden ze ons dat we, omwille van slechte weersomstandigheden, beter nog een dagje konden wachten om de bergen in te trekken. Ze waarschuwden ons dat het er heel koud was en toen ik vertelde dat we de trekking met 2 kinderen wilden doen, werden we helemaal scheef bekeken. Dit was absoluut geen wandeling voor kinderen! Maar dan kennen ze Gretel en Sebastian nog niet… Dit stimuleerde hen juist nog meer om de tocht toch eens te proberen.
Maar we besloten dus wel om nog een dagje te wachten en hielden een rustdagje. We kochten alvast wanten en dikke sokken voor onze spruiten en verder hield ik me bezig met het afwerken van een sjaal voor Sebastian.
27 mei
We stonden vroeg op, want we wilden de tocht naar Mount Doom (zie film “Lord of the Rings”) toch proberen. We maakten een lunchpakket klaar, deden een extra trui aan enz. en om 8 uur ’s morgens begonnen we de tocht.
Het was ijskoud en de klim liet niet lang op zich wachten. Zouden we het halen? De tijd kroop zo traag voorbij en het stappen werd steeds zwaarder. Na een uur stappen door het bos, kwamen we in een open berglandschap en nu werd het alleen nog maar erger. Een ijskoude wind (soms vergezeld van steentjes) sneed in ons gezicht. En we bleven stijgen, stijgen, stijgen. Dit wisten we wel op voorhand, want in een informatiebrochure konden we lezen dat ons startpunt lag op 600 m en dat ons doel lag op 1900 m. En zo wisten we ook op voorhand dat de tocht in het totaal 8 uur zou duren. Maar in het echt is het toch nog wat anders. Dan lijkt de tijd slechts te kruipen en af en toe kwamen we door de krachtige wind (80-100 km/uur) amper vooruit.
Maar na 2 uur bereikten we dan toch de eerste hut en bleken we nog volledig op het plan te zitten. We aten wat, dronken wat en gingen met nieuwe krachten verder. Maar het werd er niet gemakkelijker op. (De wanten en de sjaal waren echt wel nodig.)
We moesten doorbijten, maar er werd ons dan ook een prachtig zicht beloofd en we kregen nu al een wondermooi landschap te zien. Dus bleven we doorgaan en doorgaan. Om 11 uur kwamen we aan het eerste meer met helblauw water en dat was een mooie beloning. Zo dicht bij ons doel konden we nu toch niet meer terugkeren. Dus hielden we vol en ja hoor… we bereikten de prachtige emerald meren en de rode krater even na 1 uur. Het uitzicht was formiweldigeindigfantakolosachtig! Het kriebelde in onze buik. WE HEBBEN HET GEHAALD! FANTASTISCH TOCH!
Eten konden we daar niet doen. Er was te veel wind en we moesten ons zelfs regelmatig vastklampen aan de rotsen om niet weg te waaien, maar een snoepje en wat lekker kiwisap kon er wel in.
En zo keerden we terug, naar de hut van 10 uur, waar we rustig zouden kunnen eten. We waren zo blij dat we het gehaald hadden en dus werd de afdaling een makkie, al duurde die toch ook wel 3 uur. We voelden het dus wel in onze benen en terug bij de camper waren we blij dat we konden zitten. We dronken er warme soep en reden – langs de “Desert Road” - naar een slaapplaats. We hadden geen probleem om te slapen!
28 mei
Vandaag reden we een heel stuk door naar het zuiden, bekeken het landschap met de vele schapen en kwamen aan in Levin, waar Gretel en Sebastian een heel mooi en groot avonturenspeelplein –met trampoline – vonden. We besloten dan ook om daar een dagje te blijven hangen. En ik kon er ook de was doen.
29 mei
In Waikanae maakten we een wandeling langs het strand. We ontdekten hier weer andere, heel dikke schelpen, maar het donkergrijze zand vonden we toch minder aantrekkelijk. Ook brachten we een bezoekje aan Florence en haar 4 tienerdochters die hier wonen (Maryjane, Awhina, Stephine en Putiwaipai). Ze hebben Maori-bloed, maar kregen wel een heel westerse opvoeding want de Maori-cultuur heeft hier lang in de schaduw gestaan. Nu wordt er op school wel gesproken over deze cultuur en krijgt ook de taal steeds meer aandacht. De meisjes, die op school kunnen kiezen uit Frans, Japans of Maori als tweede taal, kozen dan ook voor het Maori, want nu mogen ze wel weer trots zijn over hun afkomst. Ik leerde bij hen ook een nieuwe vrucht kennen, want in hun fruitschaal lag een feijoa. Het is een vrucht die je opensnijdt en dan, net als een passievrucht, met een lepeltje uitlepelt. Het was lekker, maar de smaak valt moeilijk te beschrijven.
30 mei
In een fruitstalletje langs de weg kochten we nu zelf ook wat feijoas en we namen er maar meteen ook wat tamarillos bij om eens uit te proberen.
We bezochten het Nga Manu Reserve in Waikanae waar we inheemse
planten en vogels konden vinden. Naast de Fantail, een klein vogeltje met een brede staart en de Kea, een soort papegaai, zagen we er voor het eerst een levende Kiwi in het nachtdierenverblijf tussen de uilen. We hadden geluk dat hen eten gegeven werd, anders waren ze waarschijnlijk niet uit hun holletje gekomen. Het was grappig om ze –gebruik makend van een goed ontwikkeld reukorgaan - in de bosgrond te zien zoeken met hun lange snavel en zeker ook toen de twee vogels achter elkaar aanliepen en elkaar een beetje plaagden. Hier hopen ze dat het koppeltje gauw een nieuw kiwivogeltje brengt. Maar op een snelle uitbreiding moeten ze voorlopig niet hopen, want een vrouwtje legt slechts om de 2 jaar 1 groot ei. (Het is het grootste ei in vergelijking met de grootte van de vogel.)
‘s Middags besloten we dan de terugtocht in te zetten, nadat we nog even stopten in Levin, bij het avonturenspeelplein, om er onze picknick te eten.
31 mei
We kwamen weer in de buurt van het Tongariro National Park en besloten daar nog eens even onze benen te strekken voor een korte wandeling (7km) naar een waterval. We kregen weer een prachtig landschap te zien en genoten ook van een winters zonnetje. Daarna reden we weer een heel eind.
Vandaag kwamen we aan in Turangi om daarna dan door te gaan naar het Tongariro National Park, waar we de “Mount Doom-track” wilden doen. Maar in het infokantoor vertelden ze ons dat we, omwille van slechte weersomstandigheden, beter nog een dagje konden wachten om de bergen in te trekken. Ze waarschuwden ons dat het er heel koud was en toen ik vertelde dat we de trekking met 2 kinderen wilden doen, werden we helemaal scheef bekeken. Dit was absoluut geen wandeling voor kinderen! Maar dan kennen ze Gretel en Sebastian nog niet… Dit stimuleerde hen juist nog meer om de tocht toch eens te proberen.
Maar we besloten dus wel om nog een dagje te wachten en hielden een rustdagje. We kochten alvast wanten en dikke sokken voor onze spruiten en verder hield ik me bezig met het afwerken van een sjaal voor Sebastian.
27 mei
We stonden vroeg op, want we wilden de tocht naar Mount Doom (zie film “Lord of the Rings”) toch proberen. We maakten een lunchpakket klaar, deden een extra trui aan enz. en om 8 uur ’s morgens begonnen we de tocht.
Het was ijskoud en de klim liet niet lang op zich wachten. Zouden we het halen? De tijd kroop zo traag voorbij en het stappen werd steeds zwaarder. Na een uur stappen door het bos, kwamen we in een open berglandschap en nu werd het alleen nog maar erger. Een ijskoude wind (soms vergezeld van steentjes) sneed in ons gezicht. En we bleven stijgen, stijgen, stijgen. Dit wisten we wel op voorhand, want in een informatiebrochure konden we lezen dat ons startpunt lag op 600 m en dat ons doel lag op 1900 m. En zo wisten we ook op voorhand dat de tocht in het totaal 8 uur zou duren. Maar in het echt is het toch nog wat anders. Dan lijkt de tijd slechts te kruipen en af en toe kwamen we door de krachtige wind (80-100 km/uur) amper vooruit.
Maar na 2 uur bereikten we dan toch de eerste hut en bleken we nog volledig op het plan te zitten. We aten wat, dronken wat en gingen met nieuwe krachten verder. Maar het werd er niet gemakkelijker op. (De wanten en de sjaal waren echt wel nodig.)
We moesten doorbijten, maar er werd ons dan ook een prachtig zicht beloofd en we kregen nu al een wondermooi landschap te zien. Dus bleven we doorgaan en doorgaan. Om 11 uur kwamen we aan het eerste meer met helblauw water en dat was een mooie beloning. Zo dicht bij ons doel konden we nu toch niet meer terugkeren. Dus hielden we vol en ja hoor… we bereikten de prachtige emerald meren en de rode krater even na 1 uur. Het uitzicht was formiweldigeindigfantakolosachtig! Het kriebelde in onze buik. WE HEBBEN HET GEHAALD! FANTASTISCH TOCH!
Eten konden we daar niet doen. Er was te veel wind en we moesten ons zelfs regelmatig vastklampen aan de rotsen om niet weg te waaien, maar een snoepje en wat lekker kiwisap kon er wel in.
En zo keerden we terug, naar de hut van 10 uur, waar we rustig zouden kunnen eten. We waren zo blij dat we het gehaald hadden en dus werd de afdaling een makkie, al duurde die toch ook wel 3 uur. We voelden het dus wel in onze benen en terug bij de camper waren we blij dat we konden zitten. We dronken er warme soep en reden – langs de “Desert Road” - naar een slaapplaats. We hadden geen probleem om te slapen!
28 mei
Vandaag reden we een heel stuk door naar het zuiden, bekeken het landschap met de vele schapen en kwamen aan in Levin, waar Gretel en Sebastian een heel mooi en groot avonturenspeelplein –met trampoline – vonden. We besloten dan ook om daar een dagje te blijven hangen. En ik kon er ook de was doen.
29 mei
In Waikanae maakten we een wandeling langs het strand. We ontdekten hier weer andere, heel dikke schelpen, maar het donkergrijze zand vonden we toch minder aantrekkelijk. Ook brachten we een bezoekje aan Florence en haar 4 tienerdochters die hier wonen (Maryjane, Awhina, Stephine en Putiwaipai). Ze hebben Maori-bloed, maar kregen wel een heel westerse opvoeding want de Maori-cultuur heeft hier lang in de schaduw gestaan. Nu wordt er op school wel gesproken over deze cultuur en krijgt ook de taal steeds meer aandacht. De meisjes, die op school kunnen kiezen uit Frans, Japans of Maori als tweede taal, kozen dan ook voor het Maori, want nu mogen ze wel weer trots zijn over hun afkomst. Ik leerde bij hen ook een nieuwe vrucht kennen, want in hun fruitschaal lag een feijoa. Het is een vrucht die je opensnijdt en dan, net als een passievrucht, met een lepeltje uitlepelt. Het was lekker, maar de smaak valt moeilijk te beschrijven.
30 mei
In een fruitstalletje langs de weg kochten we nu zelf ook wat feijoas en we namen er maar meteen ook wat tamarillos bij om eens uit te proberen.
We bezochten het Nga Manu Reserve in Waikanae waar we inheemse
planten en vogels konden vinden. Naast de Fantail, een klein vogeltje met een brede staart en de Kea, een soort papegaai, zagen we er voor het eerst een levende Kiwi in het nachtdierenverblijf tussen de uilen. We hadden geluk dat hen eten gegeven werd, anders waren ze waarschijnlijk niet uit hun holletje gekomen. Het was grappig om ze –gebruik makend van een goed ontwikkeld reukorgaan - in de bosgrond te zien zoeken met hun lange snavel en zeker ook toen de twee vogels achter elkaar aanliepen en elkaar een beetje plaagden. Hier hopen ze dat het koppeltje gauw een nieuw kiwivogeltje brengt. Maar op een snelle uitbreiding moeten ze voorlopig niet hopen, want een vrouwtje legt slechts om de 2 jaar 1 groot ei. (Het is het grootste ei in vergelijking met de grootte van de vogel.)
‘s Middags besloten we dan de terugtocht in te zetten, nadat we nog even stopten in Levin, bij het avonturenspeelplein, om er onze picknick te eten.
31 mei
We kwamen weer in de buurt van het Tongariro National Park en besloten daar nog eens even onze benen te strekken voor een korte wandeling (7km) naar een waterval. We kregen weer een prachtig landschap te zien en genoten ook van een winters zonnetje. Daarna reden we weer een heel eind.